De twaalf heilige nachten



De twaalf heilige nachten worden gezien als tijd tussen de tijd. Aan het eind van elk jaar wordt ons extra tijd gegeven voor bezinning en het vergroten van ons bewustzijn. 


In vroeger tijden rekende men tijd in 'manen'. Van nieuwe maan tot nieuwe maan, waren twaalf manen, maar dan kwam je uit op 354 dagen, wat 11 dagen verschil is met het zonnejaar. Hierdoor was er tijd 'over'. Die tijd werd gezien als ruimte, als een leegte, waarin er meer contact is met het hemelse. Meer ruimte om contact te maken met het kosmische. Wij leven nu heel erg volgens klok-tijd, maar stel je voor hoe in vroeger tijden men meer leefde 'op gevoel', daardoor waren ze ook veel ontvankelijker voor wat er zich buiten hen, in de kosmos, afspeelde. 


Dromen komen in allerlei vormen. Om te verwerken en te ordenen wat we hebben meegemaakt of om ons te laten zien waar er ruimte zit, ruimte voor ontwikkeling. De twaalf heilige nachten laten ons heel diep in het duister van ons binnenste afdalen. Het geeft ons de kans om te verinnerlijken wat we het afgelopen jaar hebben doorleefd en om te onderzoeken waarin we het komende jaar kunnen groeien. 


De dromen die je hebt tijdens twaalf heilige nachten zijn als het ware een voorspelling. De droom van de eerste nacht laat zich zien in januari, de droom van de tweede nacht geeft een blik op februari, enzovoort. Het voorspellende karakter van de twaalf heilige nachten klinkt wellicht als eng, maar ik zie het als een vooruitblik van wat al in de sterren geschreven staat. Naast onze eigen ontwikkeling is er namelijk ook een collectieve ontwikkeling. De twaalf heilige nachten zijn zowel terugblik van wat je hebt doorleefd de afgelopen maanden als  een vooruitblik van wat jij nodig hebt in het nieuwe jaar. Je zou het ook zo kunnen zien dat de dromen die je hebt een verkorte versie zijn van wat in het nieuwe jaar duidelijker wordt. 


Schrijf je dromen op

Ik ben altijd al een dromer geweest, maar in de decembertijd merkte ik de laatste jaren echt dat ik een ander soort dromen had. Heel erg filmisch en haarscherp, alsof ik naar complete films zat te kijken. Ik schreef die dromen toe aan het feit dat het het eind van het jaar was, ik moe was en echt toe aan vakantie. Totdat ik leerde ik over de twaalf heilige nachten en het me duidelijk werd dat het niet zomaar dromen waren. 


Ik begon mijn dromen op te schrijven, wat in het begin nog best een uitdaging was, omdat ik ze moest zien te onthouden vóórdat de kinderen hun aandacht vroegen. Ik trainde mezelf om de dromen gedurende de nacht te onthouden, want ik heb er meestal rond de drie en word tussentijds wakker. Als ik een beetje blijf hangen in de sluimer dan kan ik de droom terughalen. Ik koppel er in gedachten een plaatje en een titel aan en dan kan ik weer verder slapen. Voordat ik opsta herhaal ik alle titels en afbeelding nog een keer en zet ze dan met korte zinnen, woorden die de sfeer van de droom aangeven, in een schrift. Dat kunnen dus hele verhalen zijn. 


Soms heb ik pech en vervliegt een droom. Als ik wakker schrik of met de wekker op moet staan, dan ben ik de droom heel snel kwijt. Soms kan ik nog wel terughalen wat de sfeer van een droom was, maar dan komen de beelden niet meer terug. 


Om meer uit je dromen te halen, kun je ook werken met een thema. Bijvoorbeeld dat je voor elke nacht een kunstenaar kiest, of een schilderij. Je kunt ook werken met bloemen of bomen of kruiden of krachtdieren. 


Eerder schreef ik deze blogpost over de twaalf heilige nachten van. Het boek wat ik hierin bespreek heet Het Droomlied van Olav Asteson. 


Slaap lekker en droom maar fijn!


Warme groet, 

Anita




6

Hersenspinsels

Foto via Pixaby Robert Jones


Ik zat zo wat te denken of ik ook iets geleerd heb van het afgelopen jaar. En of we van dit jaar als samenleving ook iets geleerd hebben. En wat vind ik er eigenlijk allemaal van? Van dit hele jaar? Ik vind er zoveel van en vaak wil ik er helemaal geen mening over hebben. Ik raak alleen maar verstrikt in mijn eigen gedachten en wat ik zou behoren te vinden. Toch staan mijn hersenspinsel nu op papier. In een nauwelijks geredigeerd stuk en misschien verwijder ik het binnenkort ook wel weer. Maar aangezien ik het zelf zo fijn vind om bij anderen te lezen die ook wel eens in de war raken van alles om hen heen, dacht ik dat er dan vast ook wel iemand blij is om te lezen wat ik er nou eigenlijk van vind. 


Mijn moeder werd positief getest op Corona. Haar klachten waren/zijn mild. Verkouden, koorts. Spierpijn. Mijn vader – in hetzelfde huishouden – raakte niet besmet. Zo zie je maar, niks is logisch. 


Mijn moeder wordt elke dag gebeld door de huisarts. Alle middelen van zorg staan haar ter beschikking. Ik dacht: Corona is een ziekte met status. 

Niet dat mijn moeder niet alle aandacht verdient, maar zij is wel erger ziek geweest, of ikzelf of wie dan ook, maar toen werden we niet elke dag gebeld hoe de vlag erbij hing. 


De echtgenoot en ik staan in twee verschillende corona-kampen. Hij is uitermate voorzichtig, blijft zoveel mogelijk thuis, wil zich meteen laten vaccineren zodra het kan en ziet dat als de enige manier om de samenleving weer open te zetten. Mondkapjes daarentegen, daarvan gelooft hij niet dat ze werken, maar vindt wel dat iedereen er eentje moet dragen. 

Ik wil mij daarentegen niet laten vaccineren, vind dat dat niet DE oplossing is en ik wil al helemaal niet dat een ander mij moreel verplicht om me te laten vaccineren. Ik heb er geen probleem mee om op zaterdag boodschappen te halen op de markt en ik doe verder ook gewoon mijn boodschappen bij de winkels waar ik altijd al kom. Ik denk dat een mondkapje wel helpt – weliswaar niet zoals het medisch mondkapje van nu, maar ooit begonnen de chirurgen en tandartsen ook met een katoenen lapje voor hun mond omdat ze er achter kwamen dat ze daarmee de hygiëne verhoogden – en ik heb er geen probleem mee om ‘m te dragen en ook niet als een ander ‘m niet wil dragen. Waar ik wel een probleem mee heb is dat het inmiddels verplicht is terwijl ik denk dat je er juist naartoe moet dat je er weer vanaf komt. 


Waar strijden we tegen?

Want waar vechten we nou precies tegen? Die pandemie? Of strijden we inmiddels tegen elkaar? Een paar week geleden (nog voor de mondkapjesplicht) trok een vrouw in een eko supermarkt vreselijk van leer tegen een man die geen mondkapje droeg en blijkbaar geen 1,5 m afstand tot haar hield bij de paprika’s en de pastinaken. Ze riep tegen hem en wees haar vingertje ‘JIJ moet OOK een mondkapje’ en ‘JIJ houdt geen anderhalve meter afstand’. De man vond de vrouw een zeur en begon te schelden, wat begrijpelijk was, maar niet echt bevorderlijk voor de sfeer. Ik kon het niet laten om te proberen de boel wat te sussen. Ik dacht: is dit dan het niveau waarop we zijn aanbeland met al die regels? Dat we al vergeten zijn waarom deze maatregelen bedacht zijn, maar dat we ons gaan storten op het controleren van elkaar? Die vrouw zei het nog niet met zoveel woorden, maar ze bedoelde: als ik ziek wordt en doodga is het jouw schuld omdat jij geen mondkapje droeg! Als mensen die rol aannemen, dan heb je geen politie of BOA’s meer nodig. 



Pandemie

Eigenlijk had ik me een ander beeld gevormd bij een pandemie. Bij mij komt een scene van een Monty Python film in herinnering ‘Bring out your dead!’ Ik wil overigens niet zeggen dat het corona virus niet bestaat, maar ik vraag me af of dit nog echt in de proporties is van een pandemie. We krijgen telkens maar cijfers voorgeschoteld van hoe de stijging en daling is ten opzichte van de week daarvoor. Maar hoe verhoudt zich dat tot het grotere plaatje? Zijn er niet andere ziektes waaraan mensen elk jaar opnieuw in veel grotere getale sterven. 

Ik hoor mensen zeggen dat het ‘corona-monster’ bevochten moet worden. Maar waar precies vechten we tegen? Tegen een ziekte? Maar ziekte is onderdeel van het leven. Dat is er altijd al geweest. En dat veroorzaakt leed. Dus vechten we tegen het leven zoals het zich ons aandient? Of vechten we tegen de regels?


Reflecties

We horen dingen en lezen dingen en gaan daar conclusies voor onszelf uit trekken. We vormen onze eigen waarheid. Vanuit die waarheid gaan we oordelen over een ander. Vaak is die waarheid een reflectie. We horen en lezen precies wat we willen lezen. We gaan rigide denken en het ook anderen opleggen. Angst voerde de boventoon het afgelopen jaar en als ik terugkom op mijn vraag ‘wat heb je geleerd het afgelopen jaar’ dan is het dat ik vanuit mijzelf veel minder bang ben dan ik dacht. Ik heb denk ik mijn hele leven met angst te maken gehad, maar dat was een reflectie van de angst van een ander. Ik ging angstig leven zodat de ander niet zo angstig hoefde te zijn. En vice versa. Zo houdt het zichzelf in stand, want zo verwarrend zijn reflecties. 


Dat de echtgenoot en ik zo verschillend denken is ook alleen maar een reactie op oud zeer. Het een is dus niet meer waar dan het andere, het is waar voor onszelf. 

Iedereen kan zich voorstellen wat het is om iemand te moeten verliezen aan een ziekte. Ik maak me ook zorgen om mijn moeder, ik wuif ziekte in het algemeen niet weg, maar ik wil niet leven in angst. Die angst van mijn echtgenoot is niet van mij. Ik wil mijn leven niet op pauze zetten, ik leef ook NU, met alles wat daarbij hoort. 


Het enige wat ik kan doen om mezelf mentaal gezond te houden is telkens mijn blik naar binnen richten en me telkens af te vragen ‘is dit waar’, ‘is dit voor mij waar’? Op die manier raak ik niet zo verstrikt in het web. 


Warme groet

Anita




6